Crotaphopeltis

Crotaphopeltis
Crotaphopeltis hotamboeia, exemplaar uit Nationaal park Pilanesberg, Zuid-Afrika
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Squamata (Schubreptielen)
Onderorde:Serpentes (Slangen)
Superfamilie:Colubroidea
Familie:Colubridae (Toornslangachtigen)
Onderfamilie:Colubrinae
Geslacht
Crotaphopeltis
Fitzinger, 1843
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Crotaphopeltis op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Crotaphopeltis is een geslacht van slangen uit de familie toornslangachtigen (Colubridae) en de onderfamilie Colubrinae.

Naam en indeling

De wetenschappelijke naam van de groep werd voor het eerst voorgesteld door Leopold Fitzinger in 1843. Er zijn zes soorten, een aantal hiervan werd vroeger tot het niet langer erkende geslacht Leptodira gerekend.[1]

Soorten

Het geslacht omvat de volgende soorten, met de auteur en het verspreidingsgebied.

Naam Auteur Verspreidingsgebied
Crotaphopeltis barotseensis Broadley, 1968 Zambia, Botswana, Angola
Crotaphopeltis braestrupi Rasmussen, 1985 Somalië, Kenia
Crotaphopeltis degeni Boulenger, 1906 Soedan, Oeganda, Kenia, Ethiopië, Tanzania, Centraal-Afrikaanse Republiek, Kameroen, Tsjaad
Crotaphopeltis hippocrepis Reinhardt, 1843 Burkina Faso, Kameroen, Ghana, Centraal-Afrikaanse Republiek, Sierra Leone, Guinee, Ivoorkust, Togo, Benin, Mali, Nigeria
Crotaphopeltis hotamboeia Laurenti, 1768
Crotaphopeltis tornieri Werner, 1908 Tanzania, Malawi

Uiterlijke kenmerken

De slangen worden middelgroot en hebben een afgeplatte kop. De kop is vaak donkerder dan de rest van het lichaam. De ogen zijn relatief groot en hebben een verticale pupil. De giftanden zijn relatief groot en niet beweeglijk. De slangen kunnen een mild gif afgeven met de giftanden, voor mensen zijn ze echter niet gevaarlijk.[2]

Levenswijze

De soorten zijn nachtactief en bodembewonend, vaak worden ze bij het water aangetroffen. Veel soorten jagen op kikkers en padden die in een keer worden doorgeslikt. Van de soort Crotaphopeltis hotamboeia is bekend dat het dier agressief wordt en begint te sissen, de kop afplat en de bek openspert. Ook kan het dier fel van zich af bijten. De soort Crotaphopeltis barotseensis daarentegen laat zich makkelijk hanteren.[2]

Verspreiding en habitat

De verschillende soorten komen voor in delen van Afrika ten zuiden van de Sahara. De slangen leven in de landen Angola, Benin, Botswana, Burkina Faso, Burundi, Centraal-Afrikaanse Republiek, Congo-Brazzaville, Congo-Kinshasa, Ethiopië, Eritrea, Gabon, Gambia, Ghana, Guinee, Ivoorkust, Kameroen, Kenia, Liberia, Malawi, Mali, Mozambique, Namibië, Nigeria, Oeganda, Rwanda, Senegal, Sierra Leone, Soedan, Somalië, Swaziland, Tanzania, Togo, Tsjaad, Zambia, Zimbabwe en Zuid-Afrika.[1]

De habitat bestaat onder andere uit vochtige tropische en subtropische bossen, zowel in laaglanden als in bergstreken.

Beschermingsstatus

Door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN is aan een soort een beschermingsstatus toegewezen. Crotaphopeltis tornieri wordt beschouwd als 'veilig' (Least Concern of LC).[3]

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties

Referenties

  1. a b Peter Uetz & Jakob Hallermann, The Reptile Database - Crotaphopeltis.
  2. a b Graham Alexander en John Marais (2007). A Guide to the Reptiles of Southern Africa. Struik Nature, Pagina 132, 133. ISBN 978 1 77007 386 9.
  3. International Union for Conservation of Nature and Natural Resources - Red List, Crotaphopeltis - IUCN Red List.

Bronnen

  • (en) – Graham Alexander en John Marais – A Guide to the Reptiles of Southern Africa (2007) – Pagina 132, 133 – Struik Nature - ISBN 9781770073869
  • (en) – Peter Uetz & Jakob Hallermann - The Reptile Database – Crotaphopeltis - Website Geconsulteerd 20 februari 2020
· · Sjabloon bewerken
Geslachten in de onderfamilie Colubrinae (er is ook een soortenlijst)

Aeluroglena · Aprosdoketophis · Archelaphe · Argyrogena · Arizona · Bamanophis · Bogertophis · Boiga · Cemophora · Chapinophis · Chironius · Coelognathus · Coluber · Colubroelaps · Conopsis · Coronella · Crotaphopeltis · Dasypeltis · Dendrophidion · Dipsadoboa · Dispholidus · Dolichophis · Drymarchon · Drymobius · Drymoluber · Eirenis · Elaphe · Euprepiophis · Ficimia · Geagras · Gonyosoma · Gyalopion · Hapsidophrys · Hemerophis · Hemorrhois · Hierophis · Lampropeltis · Leptodrymus · Leptophis · Liopeltis · Lycodon · Lytorhynchus · Macroprotodon · Masticophis · Mastigodryas · Meizodon · Mopanveldophis · Muhtarophis · Oligodon · Oocatochus · Opheodrys · Oreocryptophis · Orientocoluber · Oxybelis · Palusophis · Pantherophis · Philothamnus · Phrynonax · Phyllorhynchus · Pituophis · Platyceps · Pseudelaphe · Pseudoficimia · Ptyas · Rhamnophis · Rhinobothryum · Rhinocheilus · Rhynchocalamus · Salvadora · Scaphiophis · Senticolis · Simophis · Sonora · Spalerosophis · Spilotes · Stegonotus · Stenorrhina · Stichophanes · Symphimus · Sympholis · Tantilla · Tantillita · Telescopus · Thelotornis · Thrasops · Toxicodryas · Trimorphodon · Wallaceophis · Xenelaphis · Xyelodontophis · Zamenis