Musculus tibialis posterior

Achterste scheenbeenspier
Musculus tibialis posterior
Spier
Musculus tibialis posterior
Gegevens
Origo tibia en fibula
Insertie os naviculare en os cuneiforme mediale
Slagader arteria tibialis posterior
Zenuw nervus tibialis
Actie inversie van de voet, plantairflexie van de voet bij de enkel
Antagonist musculus fibularis brevis
Naslagwerken
Gray's Anatomy 129,484
Dorlands/Elsevier m_22/12551177
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De musculus tibialis posterior[1] of achterste scheenbeenspier[2] is de meest centraal gelegen spier van alle onderbeenspieren, en ligt in het achterste (posterior) deel van het onderbeen. De achterste scheenbeenspier speelt een hoofdrol bij handhaven van de stabiliteit van het menselijk been.

De bloedvoorziening verloopt middels de achterste scheenbeenslagader en de bezenuwing door de scheenbeenzenuw. De achterste scheenbeenspier ontspringt aan de binnenste achterzijde van het scheenbeen en kuitbeen. De spier is ook verankerd aan de membrana interossea. De pees loopt naar beneden langs de enkel en eindigt in drieën middels de aanhechting aan de voetwortelbeentjes: os cuneiforme, os cuboides, os naviculare en het oppervlak van het os cuneiforme mediale en als derde het sustentaculum tali van het hielbeen.

Functie

Naast de hoofdrol bij stabilisatie fungeert contractie van de achterste scheenbeenspier ook bij inversie en helpt bij plantairflexie van de voet bij de enkel. De achterste scheenbeenspier speelt ook een grote rol in de ondersteuning van de voetzool. Dysfunctie van de achterste scheenbeenspier, waaronder ook ruptuur van de pees van de musculus tibialis posterior, kan leiden tot platvoeten bij volwassenen alsook tot valgusdeformatie als gevolg van niet tegengewerkte eversie als inversie achterwege blijft.

Externe links

  • Diagram op washington.edu
  • Diagram op latrobe.edu.au
Literatuurverwijzingen
  1. Federative Committee on Anatomical Terminology (FCAT) (1998). Terminologia Anatomica. Stuttgart: Thieme
  2. Everdingen, J.J.E. van, Eerenbeemt, A.M.M. van den (2012). Pinkhof Geneeskundig woordenboek (12de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
· · Sjabloon bewerken
Spieren van het been
Ventrale heupspieren en adductoren:obturatorius internus · obturatorius externus · gemellus superior · gemellus inferior · quadratus femoris · pectineus · gracilis · adductor brevis · adductor longus · adductor magnus · adductor minimus
Dorsale heupspieren:psoas major · iliacus · psoas minor · piriformis · gluteus maximus · gluteus medius · gluteus minimus · tensor fasciae latae
Ventrale bovenbeenspieren:rectus femoris · vastus lateralis · vastus intermedius · vastus medialis · sartorius
Dorsale bovenbeenspieren:biceps femoris · semitendinosus · semimembranosus · popliteus
Ventrale onderbeenspieren:tibialis anterior · extensor digitorum longus · extensor hallucis longus · peroneus longus · peroneus brevis
Dorsale onderbeenspieren:soleus · gastrocnemius · plantaris · tibialis posterior · flexor digitorum longus · flexor hallucis longus
Korte spieren van de voet:extensor digitorum brevis · extensor hallucis brevis · abductor hallucis · abductor digiti minimi · flexor hallucis brevis · adductor hallucis · opponens digiti minimi · flexor digiti minimi brevis pedis · lumbricales · quadratus plantae · interossei dorsales · interossei plantares · flexor digitorum brevis